Een hoog IQ alleen is geen garantie voor uitzonderlijke prestaties. Toch wordt als maat voor hoogbegaafdheid doorgaans het IQ genomen dat door middel van een intelligentietest bepaald kan worden. Bij een IQ van hoger dan 130 wordt een persoon hoogbegaafd genoemd. Volgens deze norm is ongeveer twee procent van de bevolking hoogbegaafd.
Veel voorkomende kenmerken bij hoogbegaafde kinderen:
- heeft al vroeg een grote woordenschat
- gebruikt op jonge leeftijd samengestelde zinnen
- leert zichzelf lezen
- heeft een wiskundig inzicht dat al op jonge leeftijd merkbaar is
- heeft een opvallend goed geheugen
- is nieuwsgierig en leergierig
- heeft veel energie
- heeft een opvallend goed gevoel voor humor
- kan zich opvallend goed inleven in anderen
- houdt van lezen en heeft mede daardoor een grote feitenkennis
Een hoogbegaafd kind kan zich echter ook heel anders ontwikkelen. Het kan laat beginnen met praten en geen interesse tonen voor lezen. Vaak komt het voor dat hoogbegaafde kinderen ook hoog-sensitief zijn en dat zij kenmerken van faalangst vertonen.
Sommige ouders hebben het vermoeden dat hun kind hoogbegaafd is. Hun kind ontwikkelt zich vlot in vergelijking met andere kinderen. Het praat op jonge leeftijd al in goede zinnen, heeft een uitstekend getalbegrip of leert zichzelf op vierjarige leeftijd lezen. In groep 1 en 2 gaat het soms nog goed met deze kinderen; ze kunnen zich uitleven in hun spel. In groep 3 echter loopt het bijna altijd mis. Het kind kan bijvoorbeeld al lezen en de rekensommen zijn veel te gemakkelijk.
Het komt ook voor dat ouders geen idee hebben dat hun kind hoogbegaafd zou kunnen zijn. Ze zijn gewend aan hun kind zoals het is of ze hebben weinig voorbeelden van kinderen om hun eigen kind mee te vergelijken. Ook dan kan in groep 3 (of reeds in groep 1 of 2) blijken dat het kind zich anders ontwikkelt dan de meeste andere kinderen. Het kan dat de ouders zich op dat moment gaan afvragen wat er aan de hand is of dat de leerkracht aangeeft dat het kind een grote voorsprong heeft.
Als de leerkracht de voorsprong niet ziet en het kind geen werk op zijn of haar niveau geeft, ontstaan er in veel gevallen problemen. Kinderen kunnen heel verschillend reageren als het werk op school te gemakkelijk voor ze is en het tempo te laag ligt. Het ene kind gaat dromen en heel langzaam werken, het andere kind wordt druk en vervelend. Ook zijn er kinderen die buikpijn of hoofdpijn krijgen en niet meer naar school willen.
Als deze kinderen ouder worden komt het vaak voor dat ze op school niet meer op hun eigen niveau presteren. Ze zijn zich gaan aanpassen aan de andere kinderen uit de klas om niet te hoeven opvallen of omdat er gewoon niet meer van ze gevraagd wordt.
Een intelligentieonderzoek kan uitwijzen of er sprake is van een hoog IQ.
Een intelligentieonderzoek geeft ook inzicht in het intelligentieprofiel: wat zijn de sterke en zwakke punten? De uitslag van een intelligentietest biedt handvatten voor de aanpak op school en thuis. In het verslag en eindgesprek worden adviezen gegeven voor op school en voor thuis.
Wij vinden het belangrijk om bij de afname van de test goed op te letten of een kind onder zijn of haar niveau presteert. Hoe een kind de opdrachten doet en de vragen beantwoordt, is minstens zo belangrijk als de uitslag van de test zelf.
Indeling IQ-scores |
|
---|---|
> 130 | Hoogbegaafd |
121-130 | Begaafd |
111-120 | Bovengemiddeld |
90-110 | Gemiddeld |
80-90 | Benedengemiddeld |
70-79 | Laagbegaafd |
< 50 | Verstandelijke beperking |